Spring naar content

Crisisheffing blijft intact

02 februari 2016

De Hoge Raad heeft afgelopen vrijdag, 29 januari 2016, in twee zaken een eindoordeel gegeven over de crisisheffing 2013 en 2014. Ondanks dat deze werkgeversheffing wel wat haken en ogen kende, blijft de regeling in stand.

Crisisheffing

De crisisheffing was een heffing die in 2013 en 2014 werd geheven van werkgevers die werknemers in dienst hadden die in het daaraan voorafgaande jaar een loon genoten hoger dan € 150.000. De heffing bedroeg 16% van het deel van het loon boven € 150.000.

Er is destijds veel bezwaar gemaakt tegen de crisisheffing. Een belangrijk bezwaar was de terugwerkende kracht van de maatregel. Zo werd de crisisheffing voor 2013 aangekondigd op 25 mei 2012 terwijl deze wel betrekking had op het loon genoten over héél 2012, dus ook over de periode vóór 25 mei 2012. Dat de crisisheffing – die eenmalig zou zijn – mogelijk toch met een jaar zou worden verlengd naar 2014, werd voor het eerst aangegeven door het kabinet op 1 maart 2013 en uiteindelijk pas op Prinsjesdag 2013 definitief bevestigd. Dat terwijl de crisisheffing 2014 gold voor het genoten loon over héél 2013.

Voldoende rechtvaardiging

De Hoge Raad oordeelt nu dat de wetgever destijds voldoende specifieke en dringende redenen had om de crisisheffing in te voeren. Nederland kampte toen met ernstige begrotingsproblemen. Als een van de oplossingsmaatregelen heeft de wetgever gekozen voor een eenvoudig, goed uitvoerbare regeling. Daarmee is ook de terugwerkende kracht van de crisisheffing voldoende gerechtvaardigd.

Met dit eindoordeel laat de Hoge Raad de crisisheffing in stand. Dat betekent het mogelijke einde van veel gestarte proefprocedures. Het kan zijn dat in enkele individuele procedures de Hoge Raad nog tot een ander oordeel komt als de crisisheffing voor de procederende werkgever heeft geleid tot een individuele en buitensporige last.